Betere aanpak WMO start in de wijk
We staan aan de vooravond van een nieuwe ronde Wijkaanpak. Voor een goede samenwerking in de wijk is het nodig de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en Wijkaanpak met elkaar te verbinden. De nieuwe Wmo-visie van onder andere VWS, VNG, ActiZ en SWN blijft steken bij goede bedoelingen.
De visie behoeft vertaling van die goede bedoelingen naar het leven van mensen in wijken. Daar hangt alles met alles samen.
De nieuwe Wmo-visie, Naar meer preventie, inclusie én samenwerking, laat goede bedoelingen zien:.'.minder bureaucratie, meer aandacht voor zin- en betekenisgeving en handelen met én vanuit het perspectief van de inwoners'. Daarvoor is, volgens de Wmo-visie, 'een andere houding nodig. Niet met kortstondige zakelijke transacties, maar in een relatie van strategisch en duurzaam partnerschap'. De visie bepleit nog meer en nog betere samenwerking, iets waaraan al bijna twee decennia gewerkt wordt zonder veel succes.
Om de komende tien jaar echt het verschil te maken, dienen we van 'hoog over' en focus op alleen Wmo, af te dalen naar de wijk - en daarmee bedoelen we in dit essay de betekenisvolle gemeenschappen thuis; alle straatjes, buurten, clubs, dorpen. Wat echt nodig is om het verschil te maken de ko mende tien jaar is geen optimalisatie, maar een kanteling naar de praktijk van de wijk, waar alles met elkaar samenhangt.
Dit essay bepleit een kanteling naar een andere benadering, door de Wmo praktijk te verbinden aan de wijkpraktijk in vijf stappen.
Focus op versterking
De eerst stap: kies versterking in plaats van preventie als uitgangspunt. Kies je voor focus op preventie, dan impliceer je dat je een probleem wilt voorkomen. Dit begint bij een partij die iets bij een ander ziet en dat als onwenselijk beschouwt. Dan oordeelt die partij vanuit goede bedoelingen over de ander. Die partij is vaak de professional, die oordeelt over de inwoner. Het reduceert de inwoner tot een probleem. Ieder mens heeft echter problemen én mogelijkheden. Het zijn partijen vanuit de systeemwereld die systemische problemen willen aanpakken - vaak gebaseerd op problematiserende data. Wijkanalyses gaan over de problemen in een wijk, wijkaanpak gaat over het aanpakken van die problemen in probleemwijken. Dit schetst de aanpak van de afgelopen decennia. Deze aanpak leidt tot nu toe alleen maar tot meer problemen en hogere zorgkosten. Hoelang blijven we nog proberen deze aanpak te optimaliseren? We kunnen nog meer gaan samenwerken, nog meer data verzamelen over de problemen in de wijk….... maar dat gaat weinig opleveren.
Om een sterke sociale basis te vormen, zou het grootste doel moeten zijn: bijdragen aan verbindingen in wijken en buurten op dat sterke gemeenschappen ontstaan, door een duurzaam samenspel tussen inwoners, (sociale) professionals, verenigingsleven, gemeente, lokale ondernemers - allen wonend en werkend in de wijk.
Buurten en wijken hebben sociale, economische en ecologische waarde. Alles is aanwezig om te werken aan versterking van deze waardes. Duidelijk is dat ze samenhangen en elkaar beïnvloeden en kunnen versterken. Zo kàn een bewonersinitiatief dat werkt aan meer duurzaamheid in de wijk een vliegwiel zijn voor meer banen in de buurt en voor meer sociale verbinding tussen mensen. Mensen krijgen zicht op werk, voelen zich gewaardeerd, voelen zich gelukkiger, verkrijgen een inkomen.
Start in de wijk
De tweede stap: Versterking start bij mensen in de wijk, bij de kracht en initiatieven in de wijk en die ondersteunen en versterken. De wijk, de mensen die zelf hun leven leiden, ontbreekt in de WMO-visie, terwijl al dit moois toch in de wijken tot stand moet komen. An de andere kant heeft de minister Volkshuisvesting en ruimtelijke ordening de wijkraad weer op landelijke politieke agenda geplaatst. Binnen het platform Wijkwijzer hebben het LPB en LSA-bewoners het initiatief hebben genomen om het manifest voor een succesvolle Wijkaanpak op te stellen Ook de wijkaanpak stelt:
‘ Een succesvolle en duurzame aanpak ontwerp je samen met de mensen die in de wijken wonen, dit vraagt om inovatieve vormen van het maken van gezamenlijke plannen en een duidelijke rol voor bewonersinitiatieven die publieke taken zelf uitvoeren.”
Onlangs bood een bewonersactiecomité in Den Haag het Manifest voor Zuidwest aan de gemeenteraad aan. Zij vroegen de raad en ambtenaren aan te sluiten bij hun stadsdeel en voor de lange termijn met hen samen te werken, met een raadscommissie, een ambtelijke projectorganisatie, een budget participatie, vanuit gelijkwaardigheid en vertrouwen.
De nieuwe Wmo-visie zou verbinding moeten maken met deze Wijkaanpakbeweging
Niet alleen in stedelijke aandachtswijken, maar in alle gemeenten.
Poten in de klei
Als derde stap zien we: werk kleinschalig, met de poten in de klei, stap voor stap, met veel geduld, het kleine waarderend. De samenhang van alle kleinschalige initiatieven zorgt voor een vruchtbare bodem. De praktijk is nu anders: er wordt veelal top-down geïnnoveerd. Innovaties reizen mee met een ingehuurde projectleider die deze vernieuwingen uitrolt in een volgende gemeente of regio.
De vierde stap: ga voor duurzame samenwerking tussen inwoners en duurzame partners in de wijken. Partners die de wijk als basis durven te nemen en zich met vaste medewerkers aan de wijk verbinden, zich in de wijk verdiepen en bij inwoners aansluiten.
Het feit dat organisaties jaarlijks hun continuïteit moeten bevechten met de aanvraag van subsidies is een recept om organisatie belang centraal te laten staan. De nieuwe Wmo-visie gaat nog steeds uit van (meerjarige) contractrelaties voor welzijn en zorg. In de huidige werkwijze zou dit gaan via aanbestedingen en samenwerkingscontractenten voor de lange termijn met aanbieders. Aanbieders die dan vier jaar lang zeggen zich op de wijk te richten, veel met zichzelf en elkaar bezig zijn, waarna het contract alweer afloopt als ze de wijk net beginnen te kennen. Na het derde jaar dient een volgende aanbesteding zich alweer aan en wordt alle energie daarop gericht.
Als het maatschappelijk belang leidend is, moeten we radicaal stoppen met aanbesteden en contracteren en kunnen we veel minder meten. Aanbesteden doen we ook niet in het onderwijs, noch bij huisartsen en woningbouwcorporaties; zij zijn vanzelf sprekende partners in de wijken.
Er is een veel beter alternatief als je met el kaar in de wijk werkt. Op deze schaal is alles wat partijen bijdragen, zichtbaar - zowel voor inwoners als voor ieder die interesse heeft. Waar je samen van bent, als samenleving, hoef je aan elkaar niet te verantwoorden, daarover voer je de dialoog met elkaar om samen te leren en steeds beter te worden. De dialoog gaat over wat er bereikt is, wat ieders bijdrage is geweest en wat de verschillende deelnemers daarvan vinden.
Gelijkwaardigheid
De vijfde en laatste stap: handel vanuit gelijkwaardigheid. Streven naar is niet voldoende. We benoemen eerlijk waar die gelijkwaardigheid nu niet is, waar het schuurt en hoe we dit omkeren vanuit welke uitgangspunten en waarden.
De nieuwe Wmo-visie pleit voor een nauwere samenwerking tussen inwoners, zorg en welzijn. De dilemma's in deze samenwerking worden niet benoemd.
Eerste dilemma is dat actieve inwoners en bewonersbedrijven vaak het gevoel hebben dat ze niet serieus worden genomen door welzijnsorganisaties. Er wordt weinig met hen samengewerkt en welzijn wil het overnemen.
Ten tweede verliezen welzijnsorganisaties veel tijd aan het bevechten van hun bestaansrecht (subsidie aanvragen, zichtbaar zijn, verantwoorden, aanbesteden). Hierdoor drijven ze weg van inwoners en wijken en dobberen ze, vanuit de drang hun toegevoegde waarde te laten zien, richting zorg. Welzijn vindt zorg te geprotocolleerd, te veel in risico's en problemen denkend en teveel gericht op individuele mensen met problemen (in plaats van op mensen in waardig. follow the money: slechts 3 procent gaat naar welzijn en misschien nog geen 0,03 procent naar bewonersinitiatieven. En tot slot: gemeenten hebben veel rollen, van visie-ontwikkelaar en -consultatie, via beleidsmaker tot uitvoerder. Van bestuurder tot raadslid. De gemeenten zouden die rollen veel preciezer moeten identificeren en benoemen wat de waarde ervan is en voor wie. Zo maakt een gemeente zelf duidelijk waar ze van wil zijn en wat zij van waarde vindt. Zo kan de gemeente netwerkdeelnemer worden. De gemeente participeert in een netwerk en brengt met die bedoeling middelen in zoals geld, mensen, informatie en faciliteiten. Net zoals andere deelnemers in dat netwerk hun middelen, geld en mensen inbrengen. Die relaties zijn wederkerig en houden stand zolang de deelnemers er waarde van ondervinden die zich goed verhoudt tot de kosten.
fricties
Het is belangrijk deze fricties en belangentegenstellingen tussen de verschillende wereld te benoemen om die die vervolgens naar een hoger plan te brengen, met de inwoners aan het stuur. Samenvattend behoeft de nieuwe Wmo visie uitwerking. Dat kunnen de schrijvers doen met bijvoorbeeld landelijke inwoners organisaties zoals de LCR, het LSA-bewoners of leder(in). Gemeenten kunnen die uitwerking ook oppakken, in hun eigen werkgebied, met inwoners en partners. Het is nog roeien tegen de stroom in, maar de gewenste richting is voelbaar en haalbaar.•