‘Fundamentele omslag nodig in hoe we zorgen, kwaliteit zorg in gevaar’
De relatie tussen formele zorg en informele zorg moet fundamenteel herzien worden. Dat vindt de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving. Die verandering is nú nodig, want vanwege de enorme personeelstekorten kunnen beroepskrachten hun verantwoordelijkheden niet aan. Bovendien kunnen veel naasten momenteel niet of onvoldoende meebeslissen over de zorg.
De Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS) publiceert vandaag haar advies ‘Anders leven en zorgen’. Daarin pleit de RVS voor een ‘gelijkwaardig samenspel tussen naasten en beroepskrachten’. Kern van het advies is dat beroepskrachten, vrijwilligers en naasten vanaf de allereerste hulpvraag een team moeten vormen.
Nu komt het nog veel te vaak voor dat beroepskrachten pas gaan overleggen met naasten en vrijwilligers als er al een plan ligt, schrijft de raad. ‘Betrokkenheid van informele zorgverleners bij besluitvorming, planning en uitvoering van zorg lijkt misschien logisch en vanzelfsprekend, maar is het niet. Zij voelen zich vaak nu niet gezien.’ De RVS noemt drie concrete aanbevelingen om de relaties tussen formele en informele zorg te herijken:
1 Positioneer het informele netwerk als onderdeel van een team
Uit het advies: ‘Vorm zodra iemand in zorg komt een team van hulpvrager, naasten, vrijwilligers en beroepskrachten. Leg na goed overleg ieders rol en aandeel vast in het zorg(leef) plan en wijs een coördinator of regievoerder aan. Naasten moeten hun zeggenschap behouden.’
En als naasten geen aandeel in de zorg kunnen leveren? Dan moet het hele team bekijken waarom en wat dit voor hulpverlener betekent, benadrukt de RVS. Zorgverleners moeten de hulpvragers bijstaan om eventuele vrijwilligers te vinden die de zorg ook deels kunnen dragen.
Schijf van vijf
Voor gesprekken in deze teams suggereert de RVS als voorbeeld het gebruik van de ‘schijf van vijf’. Dit zijn vijf vragen die bedoeld zijn om inzichtelijk te maken welke zorg noodzakelijk is en welke niet. Zorgorganisatie De Zorgboog heeft haar medewerkers in gesprekken voeren volgens deze methode geschoold.
Wat kan de cliënt zelf nog?
Welke hulpmiddelen kunnen worden ingezet?
Wat kan familie/mantelzorg?
Wat kan het sociale netwerk/andere instanties?
Wat kan de professional?
Verdere stappen
Om het informele netwerk echt onderdeel te maken van het team is zijn volgens de RVS verder deze stappen nodig:
Beroepskrachten trainen in de gesprekken met naasten over wederzijdse verwachtingen en wederkerigheid. Informele en formele zorgverleners dienen op gelijkwaardige voet samen te werken en elkaar van meet af aan te beschouwen als medehulpverleners met respect voor ieders verschillende verantwoordelijkheden.
Wettelijk vastleggen (in de Wgbo) dat hulpvragers informele zorgverleners schriftelijk kunnen machtigen, zodat zij inzage kunnen krijgen in het zorgdossier.
Vrijwilligers en mantelzorgers moeten werken aan hun eigen beeldvorming. Dit kunnen ze doen door de impact van samenwerking met zorgverleners duidelijker te laten zien.
Wat is de kracht van vrijwillige zorg voor jongeren en ouders? Marlou Pijnappel, projectadviseur bij het Oranje Fonds, vertelt waarom er meer aandacht moet komen voor de toegevoegde waarde van vrijwilligers.
2 Waardeer informele zorgverleners als gelijkwaardige partners
Hiervoor moet andere de druk verlicht van mensen die zorgen met werk of studie combineren. De RVS wil daarom bijvoorbeeld een basisvergoeding voor mantelzorgers die professionele zorg vervangen. Het Deense model is daarvoor de inspiratie. Doorbetaling bij langdurig mantelzorgverlof is in Nederland nu afhankelijk van de cao. De RVS wil een basisvergoeding vergelijkbaar met de doorbetaling bij ouderschapsverlof (vanaf augustus 2022 gedurende 9 weken een uitkering van 70% van het dagloon, tot 70% van het maximum dagloon).
Ook moeten wijkbudgetten toereikend gemaakt worden voor meer netwerkgerichte oplossingen voor hulpvragen, bijvoorbeeld nog meer voor ontmoetingen in de buurt voor hulpvragers en hun naasten en voor het coördineren van het samenspel tussen formele en informele zorg, naast de individuele aanpak. ‘Dit gaat versnippering tegen van financiën en bevordert cohesie in buurten’, denkt de RVS.
Meer nodig voor gelijkwaardigheid
Andere benodigde maatregelen om informele zorgverleners gelijkwaardige partners te maken:
De druk van mantelzorg door beroepskrachten verlenen bespreekbaar maken op de werkvloer, met ruimere verlofmogelijkheden.
Instrumenten waarmee ook mensen zonder zorgopleiding in de zorg kunnen helpen of een basisbaan kunnen krijgen in de zorg.
De bekostiging meer afstemmen op faciliteren en coördineren van zorgnetwerken en samenwerking.
Het gebruik van mantelzorgwoningen ondersteunen, door onder andere de kostendelersnorm los te laten.
3 Laat strakke kwaliteitskaders los en vereenvoudig regels
De RVS: ‘Leg alleen nog normen voor basiskwaliteit vast en laat de rest aan de instelling. Vereenvoudig kwaliteitskaders (naar voorbeeld van de gehandicaptenzorg). Voor kwaliteitskaders en financiers van zorg geldt: focus op wat zorgaanbieders moeten realiseren en niet hoe en door welke beroepskracht. Leg alleen het hoogstnoodzakelijke vast in zorgplannen en rapporteer daar waar het kan alleen op afwijkingen.’
Daarnaast moeten bekwaamheden voortaan het uitgangspunt zijn voor wie wat mag doen en niet bevoegdheden. Als informele zorgverleners bekwaamheden voor zorg hebben, laat ze die dan vastleggen in een portfolio. ‘Vermijd hierbij bureaucratie. De zorgverlener of organisatie die de training heeft verzorgd, kan dit valideren. Hiermee kunnen informele zorgverleners aantonen over welke vaardigheden zij beschikken.’
Verder is de Wet zorg en dwang een van de wetten die herijkt moet worden, vindt de RVS. ‘Beroepskrachten zijn door deze en andere wetten veel bezig met het vermijden van risico’s en het inzetten en bewaken van (administratieve) processen.’
Veel professionals lopen tweeënhalf jaar na invoering nog steeds tegen knelpunten en dilemma’s aan bij de uitvoering van de Wet zorg en dwang. Wat speelt er? En wat zijn de mogelijke oplossingen?
Raadslid van de RVS Ageeth Ouwehand geeft hieronder antwoord op vragen over het advies.
Blijft de kwaliteit van zorg wel hoog genoeg als beroepskrachten minder taken op zich nemen en naasten en vrijwilligers minder?
‘Wij pleiten naast onze eigen aanbevelingen ook voor een maatschappelijke discussie, bijvoorbeeld over dit thema. Als informele zorgverleners geen opleiding in de zorg hebben zou men een verlies van kwaliteit kunnen ervaren. Tegelijk zouden er ook nieuwe vormen van zorg kunnen ontstaan, die op andere gebieden de kwaliteit verhogen.
Wat voor ons echter vooropstaat is dat met onze voorstellen zorgverleners eerder zicht krijgen op de vraag achter de vraag. Want naasten en vrijwilligers hebben daar waardevolle kennis over, die nu vaak pas in beeld komt als er al een plan ligt. Dus het hele team kan eerder inspelen op wat nodig is. Bovendien hebben onze voorstellen een ander belangrijk voordeel specifiek voor formele zorgverleners, en dus ook voor de kwaliteit van zorg. Zij krijgen zo juist meer ruimte te doen waar ze voor zijn opgeleid. Diverse taken die mantelzorgers of vrijwilligers prima kunnen overnemen kunnen ze loslaten. En natuurlijk moet heel duidelijk zijn dat mantelzorgers en vrijwilligers die taken echt aankunnen en ook kunnen volhouden, maar daar zit nou precies de grootste winst van ons advies: je leert elkaar vanaf het begin kennen, dus kun je ook daar eerder duidelijke afspraken over maken.’
Jullie pleiten ook voor het regelmatig evalueren van die afspraken tussen formele en informele zorgverleners, is dat dan niet weer meer administratieve last?
‘Dat is zeker niet de bedoeling. Het gaat om het bespreekbaar maken. Zij moeten vooral heel laagdrempelig in gesprek kunnen gaan over wat goed gaat en wat beter kan. Laten we alsjeblieft geen ingewikkelde formulieren ontwikkelen om samenwerking te evalueren.’
Ruim een derde van de tijd van alle beroepskrachten gaat op aan administratie. Het kwaliteitskader gehandicaptenzorg is voor de RVS een voorbeeld van hoe het beter kan, waarom?
‘Omdat daarin slechts een aantal pijlers staan voor het bewaken van kwaliteit. De medewerkers worden vertrouwd op hun deskundigheid. In andere kwaliteitskaders zie je honderden voorbeelden van hoe zorgverleners hun werk moeten doen. We moeten nu eindelijk eens af van bepalen hoe de ander iets moet doen en ons beperken tot het wat.’
Wat kunnen sociaal werkers nu al doen voor betere samenwerking met informele zorgverleners?
‘Sociaal werkers zijn juist al heel goed in de gespreksvoering die wij voorstellen. Nog meer leren van netwerken in jouw buurt of wijk is natuurlijk altijd verstandig. Daarnaast zouden ze waarschijnlijk andere zorgverleners die werkzaam zijn in de langdurige zorg goed kunnen meenemen hoe zij bijvoorbeeld familieleden bij de ontwikkeling van cliënten betrekken. Hoe bijvoorbeeld jongerenwerkers online gesprekken voeren met jongeren, maar ook met ouders, is een mooi voorbeeld van wat wij voor de toekomst van de zorg belangrijk vinden.’